Rekenen
Centraal staan de wettelijke criteria behoefte, behoeftigheid (enerzijds) en draagkracht (anderzijds); begrippen waaraan een enorme feitelijke jurisprudentie (rechtspraak) gewijd is, en wordt. Alle door de partijen aangevoerde feiten en omstandigheden van de concrete zaak kan een rechter (en dus altijd eerst de advocaat) betrekken in de beoordeling van de gestelde wederzijdse belangen van de alimentatiegerechtigde partij en de alimentatieplichtige partij.
Voor kinderalimentatie (minderjarigen) gelden de Trema normen: Dit zijn de diverse aanbevelingen die de werkgroep alimentatienormen van de NVvR (De Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak is de onafhankelijke beroepsvereniging en vakbond van rechters en officieren van justitie in Nederland) in de loop van de jaren heeft ontwikkeld. Jaarlijks vinden aanpassingen plaats, met name in de cijfers. Het is bedoeld ter stimulering van een zoveel mogelijk eenvormige rechtspraktijk (advocaten en rechters) om zoveel mogelijk willekeur te voorkomen.
Jongmeerderjarigen:
De tabellen van het NIBUD voorzien niet in de berekening van de behoefte van kinderen ouder dan 18 jaren. Deze kinderen kunnen jegens hun ouders een zelfstandig recht op een bijdrage in die kosten geldend maken. Voor de vaststelling van de behoefte van jongmeerderjarigen, meestal studerenden die een uitkering in het kader van de Wet Studiefinanciering (hierna: WSF) ontvangen, zijn nog geen maatstaven ontwikkeld. De WSF geeft de student recht op een basisbeurs en een OV-studentenjaarkaart onafhankelijk van het inkomen van de ouders. Afhankelijk van het inkomen van de ouders kan een student aanspraak maken op een aanvullende beurs. Ten slotte kan een student ongeacht het inkomen van de ouders aanspraak maken op een rentedragende lening welke, gelet op de terugbetalingsverplichting, niet als behoefteverlagend dient te worden beschouwd. De WSF-norm voor studenten is in verschillende posten onderverdeeld.
Deze posten zijn: levensonderhoud, premie ZVW, studiekosten (boeken, schrijfmaterialen, etc.) en onderwijsbijdrage (collegegeld, etc.).
In de praktijk wordt voor de behoeftebepaling van studerende kinderen hierbij aansluiting gezocht. Juist omdat deze norm in posten is onderverdeeld, is het voor studerenden eenvoudig aan te tonen dat zij voor een bepaalde post een hoger budget nodig hebben. Overigens stellen zij veelal zelf hun behoefte. In het algemeen wordt door de ouders en het kind op maat gepuzzeld (waardoor dergelijke kwesties relatief weinig advocaten laat staan rechters bereiken).
Maatstaven voor de bepaling van de omvang van de alimentatieverplichting:
Behoefte en draagkracht: Deze begrippen staan centraal in het alimentatierecht. Behoefte is, ook bij kinderalimentatie, een voorwaarde voor vaststelling van alimentatie. Volgens vaste jurisprudentie kan niet worden uitgegaan van een absoluut behoeftebegrip: behoefte houdt niet op bij het bestaansminimum. Het bestaan en de omvang van de behoefte hangen af van de individuele omstandigheden en moeten van geval tot geval worden bepaald. Allerlei omstandigheden kunnen een rol spelen. Een concrete richtlijn geeft de expertgroep slechts ten aanzien van de kosten van minderjarige kinderen. Met het oog op de draagkrachtbepaling is een stelsel van gedetailleerde aanbevelingen ontwikkeld.
Maximum
De vast te stellen alimentatie mag de behoefte of de draagkracht niet overstijgen. De laagste van de twee vormt dus het maximum. De omstandigheden van partijen kunnen aanleiding geven de alimentatie lager dan dit maximum vast te stellen.
De kern van de draagkrachtberekening kan schematisch worden weergegeven als volgt:
inkomsten
netto besteedbaar inkomen volgens netto of bruto methode €
af: lasten
bijstandsnorm €
andere relevante lasten €
draagkrachtloos inkomen €
draagkrachtruimte €
draagkracht = bepaald percentage (draagkrachtpercentage) van de draagkrachtruimte.
Gaat het erom wat de betrokkene aan alimentatie kan betalen? Dan krijgt het schema als vervolg:
maximale alimentatie = draagkracht + eventueel fiscaal voordeel